Een speciale wet

Lex specialis.

Zondagmiddag in Veendam. Buiten is het prachtig weer. Binnen doen we vandaag iets heel bijzonders. Maar de vraag is natuurlijk waarom dat in het Latijn moet. Waarom praten we over een ‘lex specialis’, wanneer je het ook over een speciale wet kunt hebben? Veendammer wind? Ik denk van niet. Want als oud-rechtenstudent ken ik een paar woorden potjeslatijn. Eén daarvan is de ‘lex specialis-regel’: de bijzondere wet gaat boven de algemene. Een speciale wet maakt een onderwerp dus extra belangrijk. De bijeenkomst van vandaag in het Museum Collectie Ter Borg is gewijd aan de lex specialis voor de Veenkoloniën.

Foto: Dienst Landelijk Gebied 1981 - Groninger Archieven

De wet maakte de weg vrij om de Drentse en de Groningse Veenkoloniën op de schop te nemen. Dat gebeurde niet eventjes, maar duurde lang. De herinrichting duurde van1968 tot 2011, ruim 40 jaar dus. En het ging op het eerste gezicht over landinrichting, dus met een stevig accent op ruilverkaveling.

Maar voor wie preciezer keek, ging het ook over de teloorgang van de strokarton-industrie, het gebrek aan nieuwe werkgelegenheid en de afname van het aantal banen in de landbouw vanwege de invloed van de mechanisatie.

De herinrichting moest antwoord geven op de economische teloorgang, die leidde tot radicalisering en wantrouwen in het gebied. Er was veel laaggeschoolde arbeid, die stukje bij beetje verdween en waarvoor niets in de plaats kwam. Dorpen en steden verkommerden.

Het woon-, leef- en werkklimaat: alles moest beter. In samenhang met elkaar. En o ja: er moest nog een oude kwestie worden opgelost. De eigendommen van de stad Groningen. Ik speelde daar ook persoonlijk een bescheiden rol in. Want ik was de laatste wethouder van ‘stadsbezittingen’. En ik beheerde dus de afwikkeling van wat ooit de ‘Stadsstaat Groningen’ was. Vier eeuwen lang was de stad feitelijk de soevereine macht in het oosten van de provincie. En ook privaat grootondernemer. De stad groef kanalen, gaf kavels uit, inde heffingen en reguleerde de handel.

Ik mocht letterlijk de vlag strijken van het kantoor in Ter Apel. De stadsmeierrechten waren afgeschaft. De bezittingen werden overgedragen aan gemeenten. En de stad procedeerde nog even door met de Staat over de schadevergoeding… Succesvol. Dat wel. Dankzij de lex specialis.

Remmende voorsprong

Het verhaal over de speciale wet begint met een andere wet. Die van de remmende voorsprong. Oost-Groningen was ooit de plek die voorop ging in de industrialisering. Technologische vooruitgang. Ondernemerschap. Elektrisch licht. Fabrieken. Maar in de twintigste eeuw kwam de klad erin. Veel ooit vooraanstaande industrie werd ingehaald door de tijd.

Nederland herrees in de wederopbouw na de oorlog. De welvaart groeide. Maar in Oost-Groningen groeiden armoede en de werkloosheid. Er waren er stakingen en demonstraties. Veel huizen hadden een bordje met 'Onbewoonbaar verklaarde woning'. En dan had je ook nog stinkende sloten en kanalen, waar de strokarton- en aardappelzetmeelfabrieken hun afval op loosden. Koningin Juliana rook het Pekelderdiep en – zo schreef de Winschoter Courant - 'Ze schudde bedenkelijk het hoofd toen zij oog in oog stond met dit open riool’.

En de Rijksoverheid zag de problemen wel, maar handelde met de handrem erop. In mijn geboortejaar, 1966, schreef de regering in de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening mooie woorden over de versterking van de economische structuur in gebieden die dat nodig hadden. Maar concrete maatregelen bleven uit.

Er moest wat gebeuren. Maar wat? Mijn voorganger, Fock, stuurde een brief vol zorgen aan het kabinet. Er volgde een golf van protest. Rode maandagen in Oude Pekela. Er waren wilde stakingen in de fabrieken. Groninger arbeiders eisten hetzelfde loon als elders in het land. Fré Meis gaf stem aan het ongenoegen. En bij de provinciale verkiezingen in 1970 haalde zijn partij, de CPN, acht zetels in Provinciale Staten.

Nog steeds waren er ambtenaren, politici en bestuurders die vonden dat het allemaal wel wat meeviel. Maar het kabinet zag in dat er meer nodig was dan warme woorden. Meer ook dan alleen infrastructuur en ruilverkaveling. Niet alleen betere woningen en schonere sloten en kanalen. Er moest ook iets gedaan worden om de sociale ongelijkheid aan te pakken.

Langzaam ontstond er een plan. Niet alleen in de hoofden van inwoners hier in de streek zelf, maar ook stukje bij beetje in Den Haag. Als opdrachtgever in Den Haag werd gedacht aan het ministerie van Landbouw, gesteund door andere departementen.
Dat was omdat ruilverkaveling een hoofdelement was: inclusief de Drentse Veenkoloniën ging het om 70.000 hectare. En toen men adviseerde om ook het deel aan de bovenkant mee te nemen, waar al land was verkaveld, had je het over 130.000 hectare. Want ook in het Oldambt en in Westerwolde was sociaal en economisch nog genoeg te doen.

Van alle tijden

Als je, zoals wij nu doen, terugblikt op deze tijd en de schermutselingen tussen rijk en regio voordat de herinrichting van Oost-Groningen echt kon beginnen, dan is het onvermijdelijk dat je vergelijkingen maakt met onze huidige situatie. Met de aanpak van de gevolgen van de gaswinning in het aardbevingsgebied. Ik kom er zo op terug.

Schoorvoetend zag politiek Den Haag in dat er in de Veenkoloniën wat moest gebeuren. Ondanks aarzelingen om het een 'probleemgebied' - of, beter: een stimuleringsgebied - te noemen. Want dat zou een precedentwerking hebben. Dan zouden ook andere regio's aankloppen.

Daar dachten we hier anders over. Sociale onrust of niet, ondernemers en arbeiders vonden elkaar toen een Kamerdelegatie naar Winschoten kwam - op verzoek van 17 gemeenten die een samenhangend pakket van maatregelen wilde. De noodklok werd geluid. De noodklok is is te bezichtigen in het museum.

Minister Langman gaf de doorslag voor een andere aanpak. Langman stond in de jaren zeventig als minister van Economische Zaken aan de wieg van het regionaal economisch beleid dat oog had voor de potenties van de noordelijke economie. Zijn nota 'Noorden des Lands', uit 1972, betekende een geweldige impuls voor onze regio.
Hij kwam met een ‘integraal structuurplan’ voor het Noorden, het ISP. Er kwam een budget bij de plannen van 900 miljoen gulden en op basis van ervaringen in de gemeente Delfland, ontstond het idee om een speciale wet te maken om de herinrichting van de Veenkoloniën nu echt mogelijk te maken.

'Integraal' is maar een woord. Het is knap ingewikkeld om overheden die kunnen werken dankzij taakverdeling ook echt samen te laten werken. Dat is al het geval binnen een wat grotere overheidsorganisatie. En helemaal als ze dan ook nog met elkaar integraal moeten werken. En toch moest het. In Delfland had men gezien dat een landbouwkundige aanpak alleen niet volstond om adequaat in te spelen op de druk van het verstedelijkte gebied eromheen. Landbouw, volkshuisvesting en ruimtelijke ordening, binnenlandse zaken en niet te vergeten de regionale en lokale overheden - speelden allemaal een rol. En dus kwam er een speciale wet, een ‘lex specialis’, met een eigen inhoudelijk programma, om in samenhang aan te werk te gaan.

Wie terugkijkt, valt op dat de regio een grote rol had in deze aanpak. Doorslaggevend in de inhoud: wat moet er nou precies gebeuren? En doorslaggevend in de aanpak: en wie gaan dat dan doen? Het was daarmee ook een impuls voor de economie, voor de werkgelegenheid.

Een gebiedsgerichte aanpak: tegenwoordig is het heel gewoon. Maar je kunt gerust zeggen dat het hier in de Veenkoloniën is uitgevonden. Opnieuw de Veenkoloniën als brandpunt van innovatie. Deze keer van vernieuwend bestuur. Want voor iedereen gold: deze klus is te groot om zelf te dragen. Dat ging op voor gemeenten, provincies en waterschappen. Maar ook voor inwoners en de boeren- en natuur- en milieuorganisaties. En het Rijk: het rijk was betrokken via de speciale wet en stelde budgetten beschikbaar.

Al waren die budgetten nooit helemaal zeker. Want er was altijd wel iemand in Den Haag, ambtelijk of politiek, die zei: is dit nu wel echt nodig? Overdrijven ze daar in Groningen niet? En kunnen we dit geld niet beter aan andere dingen uitgeven? Door eensgezindheid en heel veel praten om de neuzen dezelfde kant op te krijgen en te houden, is het ons in die 40 jaar gelukt om het programma heel te houden. Polderen optima forma (om het eens in het Latijn te zeggen).

Van alle tijden

Het is verleidelijk om paralellen te trekken met de huidige tijd. In het regeerakkoord van dit kabinet is de Lelylijn opgenomen. Niet met een dekkend budget, maar de Lelylijn is dus een voornemen van dit kabinet. En toch horen we regelmatig geluiden, dat de Lelylijn niet nodig is. En het geld beter kan gaan naar spoorrail in de Randstad.

Es is ook een analogie met het aardbevingsgebied. We zitten jammer genoeg nog midden in de problemen die de aardgaswinning heeft veroorzaakt. De NAM ontkende eerst de problemen. Later bleek er toch iets aan de hand te zijn. De staat hield de boot af en zei tegen onze inwoners: meld uw schade bij de veroorzaker, de NAM.

En ook bij de versterking van huizen lag de bal bij de NAM en de bedrijven daar achter. We krijgen door de parlementaire enquête een steeds beter beeld hoe het werkelijk is gegaan. Allerlei mensen die zijn verhoord, zeggen nu: we hebben het onderschat, de Staat had eerder zijn verantwoordelijkheid moeten pakken. Of erger: de belangen van de staatskas wogen zwaarder dan de veiligheid van de mensen die boven het gasveld woonden.

Hadden we niet…?

Was een Lex Specialis de gouden sleutel geweest om dit te voorkomen? De vraag ligt voor de hand. Ik heb vrijdagmiddag aan de parlementaire enquêtecommissie verteld dat zo’n model het favoriete model van de regio was: de handen ineen slaan en samen en net als bij de herinrichtingswet de voortgang samen besturen. Maar het rijk had daar geen oren naar. ‘We doen het samen’ was natuurlijk prima. Maar de Nationaal Coördinator Groningen bleef van de staat.

Ook hebben we altijd aangedrongen op een gebiedsgerichte aanpak. Omdat we weten dat dat tot succes kan leiden. En die aanpak is er ook gekomen. Maar tot de dag van vandaag leidt die gebiedsgerichte aanpak tot een strijd tussen de olies en het rijk. En soms tussen de staat en de streek: willen jullie veilige huizen versterken?

Minister Wiebes stopte de gaswinning. Direct na dat besluit ging het vooral over de aard en omvang van de versterking. En hoewel de minister altijd zei dat hij het geld met Shell aan de achterdeur zou regelen, dat geld geen rol zou spelen en dat wij er als regio geen last van zouden hebben, ervaren wij voortdurend dat geld wél een rol speelt. De verhoren in de parlementaire enquête maken dat ook duidelijk. Allemaal vertrouwde patronen voor wie de herinrichting van de Veenkoloniën meemaakte.

Opnieuw

Gebiedsgericht en samen. Hoe dan ook, wij houden vast aan een gebiedsgerichte aanpak. Zoals we die hier hebben uitgevonden. Een manier van werken die we als provincie ook willen gebruiken om een andere actuele kwestie aan te pakken: het stikstofdossier.

De provincie wil samen met boeren en inwoners aan de slag. Voordat je de stikstof aanpakt, moet er een visie liggen op de landbouw. Welke landbouw willen we in de toekomst? En een visie op de streek: wat kan en moet hier, hoe willen we hier samen wonen, werken en leven?

Als je door je oogharen naar de opgave kijkt, zie je dat zich een soort herinrichting 2.0 aftekent. Waarbij we denk ik dankbaar gebruik kunnen maken van de positieve ervaringen die we hier hebben opgedaan.

Ik leerde uit het prachtige boek Een kapitale impuls dat ten grondslag ligt aan de tentoonstelling die we vandaag openen dat je over de herinrichting van de Groningse en Drentse Veenkoloniën misschien kunt zeggen dat het accent te veel op herstel lag en iets te weinig op activering. En tegelijk kun je zeggen dat de gedachte om het landschap zo in te richten dat de landbouw een flinke schaalsprong kan maken er mede toe heeft geleid dat we nu gedwongen zijn om na te denken over een nieuwe visie op onze landbouw.

Ik ben daar hoopvol over. De herinrichting laat op heel veel plekken zien dat inwoners, overheden en boeren bereid waren om over hun eigen schaduw heen te springen. Omdat ze allemaal wisten: hier kom ik weg. Omdat ze trots waren op dit gebied. Omdat ze bereid waren samen te werken aan een betere toekomst.

Die trots, die is er gelukkig nog altijd. De toekomst is er ook. Laten we haar opnieuw vorm gaan geven.


9 oktober 2022, bij de opening van de expositie Landinrichting Veenkoloniën in het in het Museum Collectie Ter Borg in Veendam