Samen verder

Ik moest er door Facebook aan worden herinnerd. Maar gisteren was het exact vijf jaar geleden dat ik werd geinstalleerd door Provinciale Staten van Groningen als ‘hun’ commissaris van de Koning. Een lustrum dus. Sindsdien ben ik er alleen maar meer van doordrongen geraakt hoe belangrijk en betekenisvol het werk is dat we samen doen. Voor de democratie, voor Groningen en voor (Noord) Nederland.

Bij mijn installatie hield ik mijn eerste toespraak voor de Staten. Mijn ‘maidenspeech’. Ik las hem nog eens terug. ‘Samen verder’ staat er boven. Ik vind het mooi om hem na vijf jaar nog eens te ‘posten’.

Dank u wel

Dank u wel, voorzitter. Wat een warm onthaal. En wat een aardige woorden. Dank aan de heer Visser, die de ondankbare taak had de vervanger te zijn van iemand die er altijd was. En die nu iemand treft met dezelfde ambitie. Beste Romke, we wandelden samen door Groningen. Ik waardeer het enorm dat je je ervaring en ideeën royaal met me wilde delen.

Dank aan mevrouw Beckerman die me subtiel heeft herinnerd aan de opgave die uw staten in de profielschets hebben vervat. Met dezelfde vrolijke ernst selecteerde uw commissie. Beste Sandra, ik kijk uit naar onze samenwerking en hoop vurig dat je tevreden blijft met je voordracht.

Dank aan Gedeputeerde Staghouwer, die in de afgelopen weken zo’n goeie loco was, dat een kroonbenoeming een kwestie van tijd lijkt. Beste Henk, ik hoop dat je daar nog even mee wacht. Want we kunnen je prettige stijl, je kennis en ervaring goed gebruiken!

Dank aan collega Cornielje voor zijn introductie in de Kring van Commissarissen. Beste Clemens, ik voel me nu al welkom in de kring. Deze week eindigt in Den Bosch, in een tweedaagse bijeenkomst. Ik vind het een prachtkans om meteen collega’s te treffen.

Dank ook aan burgemeester Den Oudsten. Het voelt goed om welkom te worden geheten door de burgemeester van de gemeente waarin ik bestuurlijk ben opgevoed. Beste Peter, we krijgen veel met elkaar te maken. En de voortekenen voor die samenwerking vind ik goed.

Ik vind het een prachtkans om meteen collega’s te treffen.

Ik heb me nog nooit zo goed gerealiseerd hoe klein de tribune van de statenzaal is. Veertig klapstoeltjes en gelukkig ook een live-verbinding, onder andere met het atrium. En ik ben blij met iedereen daardoor bij deze plechtigheid betrokken is. Een aantal van hen wil ik graag noemen. Mijn vader en moeder, mijn schoonmoeder, Ruth en kinderen: jongens dit is de laatste toespraak. Maar ook meteen de langste!

Vrienden en oud-collega’s uit Utrecht. Jullie hebben jullie eigen commissaris,  Willibrord van Beek, meegenomen. Vertegenwoordigers van de buurprovincies: Jacques Tichelaar en Sander de Rouwe, fijn dat jullie er regelmatig zijn. En ook nu. En Jacques Wallage, van wie ik het voorzitterschap een beetje heb afgekeken. Ik vind het belangrijk dat jullie er zijn.

Vandaag is een bijzonder moment. Een gezamenlijk vertrekpunt. Hierna gaan we samen verder. Ik wil vandaag graag een paar dingen zeggen. Over tegenstellingen, kansen en risico’s. En over wat mensen van ons mogen verwachten. En wat u van mij mag verwachten. 

1. Denken in tegenstellingen heeft ons nooit verder geholpen.

Het verhaal is al vaak verteld. De oudste statenzaal van Nederland (al weer vier eeuwen in gebruik) heeft twee ingangen: één voor de stad en één voor het ommeland. En dat was vast nog maar het begin van de ongezelligheid. Een confrontatiemodel dat ook toen al miskende dat Pronkjewail en Gold'n raand niet los verkrijgbaar zijn. Onze voorgangers wisten dat best: ze konden misschien niet door één deur. Maar ze vergaderden wel in één zaal!

En dat was verstandig van ze. We vieren nog elk jaar het vertrek van Bommen Berend. Maar zijn komst gaf een nooit eerder vertoonde impuls aan de samenwerking tussen stad en ommelanden. Als het écht spannend wordt, ontdek je dat de gekoesterde tegenstellingen onbelangrijk zijn. Dat denken in tegenstellingen ons nog nooit verder heeft geholpen. 

Mijn eerste indruk is dat de tegenstellingen minder worden beleefd dan tien jaar geleden, toen ik daar van de overkant nog aan bijdroeg. Kennelijk kon het geen kwaad dat ik even weg was! Maar tegenstellingen liggen altijd op de loer.

Tegenstellingen zijn verleidelijk. Ze zijn makkelijk te begrijpen. Ze zijn mediageniek. De politiek kan niet zonder. Je verwerft het snelst een krachtig profiel door je stevig af te zetten. Door te zeggen waar het op staat. Zonder tegenstander geen debat. 

Verschillen zijn ook een bevestiging van je identiteit. Maar laten we het niet overdrijven. Het is voor het land en voor de provincie het beste als we de tegenstellingen beheersbaar weten te houden. ‘De boel bij elkaar houden’ is een prachtig motto. ‘De boel bij elkaar brengen’ is het ook!

Dat geldt niet alleen voor stad en ommeland. Het geldt eigenlijk voor het hele noorden. Mijn eerste baan was bij de gemeente Roden. Drenthe, inderdaad. Maar goed te fietsen vanuit de stad, waar ik toen in de gemeenteraad zat. Tevreden informeerden mijn collega's of ik ook niet vond dat ze deze 'deelgemeente van Groningen' goed op orde hadden. Veel beter dan de buren! Groot was hun teleurstelling toen Roden niet meer grensoverschrijdend mocht samenwerken. 

Elke ochtend weer is er een ontroerende ontmoeting van Groningers, Friezen en Drenten

Stippellijnen doen geen recht aan de realiteit: Groningers wonen in Appingedam en verheugen zich op Delfsail. Ze wonen in Haren en genieten van de stad. Ze wonen in Pekela en winkelen in Veendam of gaan naar school in Stadskanaal. Ze kunnen niet zonder de stad, maar fietsen bij mooi weer naar Café Hammingh. Of gaan door naar Schiermonnikoog, zelfs als ze zich realiseren dat dat Friesland is! En het clublied van ‘hun’ FC klonk gisteravond vanuit de wijde omtrek tot ver in de tweede helft: De smeekbede ‘Laat ons weer eens juichen!’.

Noorderlingen zijn economisch en cultureel enorm met elkaar verweven. Elke ochtend weer is er een ontroerende ontmoeting van Groningers, Friezen en Drenten bij het Julianaplein, in de file naar hun werk. Bij hun universiteit, hun UMCG. En soms zelfs bij ‘hun’ Provincie Groningen. Mochten bestuurders bezwijken voor de verleiding van makkelijke tegenstellingen: onze inwoners hebben de verbinding al lang gelegd. Forenzen, fans en files vertellen hun eigen verhaal. Verhalen over het hele noorden. Verhalen van nationale betekenis. 

Ons ´Healthy ageing´, is een voorbeeld voor Europa. Noordelijke scheepsbouwers en ICT’ers zijn van wereldklasse. Heel Nederland ´googelt´ via de Eemshaven. Half Nederland kwam hier voor David Bowie. En heel Nederland stookt Gronings gas... 

2. Een overheid die verdeelt, schiet tekort.

Op een grijze zomermorgen, 22 juli 1959 om half zeven ´s morgens, werd tussen de bieten van Boer Boon in Kolham aardgas aangeboord. Bijna niemand zag toen hoe mooi dat was. Niet voor Boon, die in Amerika rijk zou zijn. Maar voor iedereen die sinds de jaren ´60 in Nederland leefde. U en ik dus.

Heel Nederland krijgt energie van ons. We zijn inmiddels twee biljoen kubieke meter verder. Het leverde de staat ruim 200 miljard extra op. Vooral de verzorgingsstaat is er van betaald. En toch ging er iets erg mis. En dat merken we in de laatste jaren. 

Maandagavond, op mijn eerste werkdag ging ik langs in Loppersum. En ik had voor het eerst de gesprekken met bewoners die u al heel vaak hebt gevoerd. Over wat aardbevingen doen met je leven. Het gevoel dat je onveilig bent in je eigen huis. De ervaring dat je schade hebt en dat die niet adequaat en snel wordt hersteld. De onzekerheid die dat geeft. Het verscheurende gegeven dat wat goed is voor Nederland Groningersschaadt. Dat aardbevingen een ‘fact of life’ zouden zijn. En dat daar weinig tegenover staat.

In de afgelopen tijd ben ik vaak gefeliciteerd. Overweldigend waren de positieve reacties uit het noorden, vaak met als strekking: 'welkom terug', of 'welkom thuis'. Gelukwensen uit de Randstad waren vaak genuanceerder. Veel mensen wensten me sterkte. Niet met stugge Groningers. Of met de moeizame logistiek van ons gezin. Niet met werkloosheid of met krimp. Het ging altijd over aardgas. En aardbevingen.

Het land is uit het lood.

Op zich vind ik het geruststellend dat mensen uit heel Nederland zich spontaan realiseren dat er wat aan de hand is. Maar daar is het niet klaar mee.Ik heb op andere terreinen gezien wat onzekerheid aanricht. Ik zag in de zorg en sociale zekerheid wat het met mensen doet als ze zich afvragen of ze er straks misschien alleen voor staan.

Een overheid die dat uitstraalt, richt schade aan. Hoe denk je over de overheid als je geen geld hebt en je krijgt geen bijstand; als je zorg nodig hebt, en niemand helpt; als niemand het erg vindt dat jij in de hoek zit waar de klappen vallen. Precies dat effect heeft het, wanneer er twee soorten Nederland ontstaan. Het deel waar het gas wordt opgepompt en het deel waarin de opbrengsten worden verdeeld. Een deel waar strikte veiligheidsnormen bestaan en een deel waar dat niet vaststaat. 

Het land is uit het lood. Het is een nationale kwestie om het evenwicht te herstellen. U werkt daar al lang en hard aan. Mijn voorganger, Max van den Berg, heeft daar zijn sporen in verdiend. Ik ben vastbesloten om mijn bijdrage te leveren. Er bestaan geen tweederangs burgers. Niet in Nederland en niet in Groningen. 

Groninger is geen geboorterecht. Groninger word je, doordat je optrekt met anderen. En zo verbonden raakt met onze provincie. Het overkwam Arnold Veeman. Ik leerde zijn muziek pas kennen nadat ik hier weg was. Hij was het Surinaamse jongetje dat pleegkind werd op een boerderij in Pieterzijl. Mensen die zijn prachtige Groningse liedjes horen, reageren vaak verrast op zijn huidskleur. En het overkwam mevrouw Najem, die moest vluchten uit Syrië. Bij RTV Noord zag ik dat ze een nieuwe hartsvriendin had: de 88 jarige mevrouw Sijsling uit Scheemda. Ze was haar noaber, maar werd veel meer. 

Wat voor de mensen geldt, hoort zeker te gelden voor de overheid. Die moet pal staan voor fundamentele waarden. En duidelijk maken dat iedereen er bij hoort. 

3. Ik ben dankbaar voor uw vertrouwen.

Collega Jorritsma wenste me vorige week ‘veel plezier bij mijn maidenspeech’. Dat was grappig. Ik had me nog niet gerealiseerd dat mijn toespraak van vandaag technisch ook mijn ‘ontmaagding’ in de Staten was. Maar nu snap ik waarom u nog steeds niet hebt geïnterrumpeerd!

Ik ben de staten van Groningen dankbaar. Een voordracht is een daad van vertrouwen. U hebt besloten het met mij aan te durven. U hebt lovende teksten over mij gesproken. U vertrouwt iets kostbaars aan me toe: het democratische hart van onze provincie. Dat ervaar ik als een grote eer en een enorme verantwoordelijkheid. En vooral: ik heb er geweldig veel zin in om om aan de slag te gaan. Met de Staten. Met GS. Met Groningen. 

Wat ben ik blij dat jullie met me meekomen.

Gelukkig mag ik straks meteen een statenvergadering voorzitten. Ongetwijfeld met beginnersfouten, maar met groot enthousiasme. Dus ik hoop dat u mij mijn eerste brokken vergeeft. Het blijft mensenwerk. We doen dat niet alleen. Wij kunnen besturen door de inzet van honderden medewerkers. Ik heb in de afgelopen weken al genoten van hun kennis en gastvrijheid, toen ik gesprekken voerde aan die kant van de luchtbrug. Ik kom er ook na vandaag graag. Het zijn de resultaten van hun werk die we hier bespreken. Waar we commentaar op hebben. En waarover we opscheppen. Zonder hun toewijding wordt het niks.

Ruth, Jannes, Joost en Eline. Wat ben ik blij dat jullie met me meekomen. We verhuizen in de zomer. Ik weet dat ik veel van jullie vraag. Het was mijn keuze. En voor jullie is het niet altijd makkelijk. Maar ook jullie hebben gemerkt hoe welkom we hier zijn. 

Bij mijn vertrek naar Groningen kreeg ik een gedicht mee van de Utrechtse stadsdichter, Ingmar Heytze. Hij overtrof zichzelf door een Groningse zin te gebruiken: ‘Twijmoal hin is ainmoal weerom.’ En zo is het precies. Het lijkt een processie van Echternach. Twee stappen vooruit en één terug. Maar het is de kern van verbinden. Het is over en weer.

Wie ook vanaf de andere kant kijkt, kan kloven overbruggen. Dat gebeurt in deze statenzaal al eeuwen. En die traditie zet ik graag met u voort.