Koninklijk brood

Het is feest bij Bakkerijen Borgesius en Goedhart. Alle medewerkers (dat zijn er in totaal 2000!) vieren dat hun bedrijf 125 jaar bestaat. En dat is ongelooflijk lang. Mensen worden niet zo oud. Een enkel bakkersbedrijf wel. Het is dit jaar 125 jaar nadat Goedhart Borgesius in 1895 bakker werd in Oude Pekela. De voor- en achternaam van de grondlegger zijn tegenwoordig aparte bedrijfsnamen. 'Goedhart' en 'Borgesius'. De bedrijfsgeschiedenis is in beeld gebracht in een indrukwekkend boek.

Twee weken geleden trof ik in de GS-kamer op het provinciehuis vier directeuren van het bedrijf. Frits, Jan, Janet en Ton Borgesius. Ze hadden hun eigen taart meegenomen (zij zijn immers de bakkers). En ik had iets anders bij me. Een certificaat waaruit blijkt dat de koning heeft besloten dat Borgesius en Goedhart Holding B.V. zich voortaan 'Koninklijk' mag noemen.  

Koninklijk word je alleen als je al een hele tijd koninklijk bent.

Dat is geen sinecure. Een koninklijk bedrijf moet oud zijn en aanzien hebben doordat het een bijzonder bedrijf is. Door zijn aard, zijn omvang en doordat het betrouwbaar is. En het moet een zeer vooraanstaande plaats innemen in Nederland. Natuurlijk moet de bedrijfsvoering vlekkeloos zijn. En het bedrijf en ook de bestuursleden en commissarissen, moeten 'te goeder naam en faam bekend staan en van onbesproken gedrag zijn'. Koninklijk word je alleen als je al een hele tijd koninklijk bent.

Veenkoloniale families

Een bedrijf dat 125 jaar oud wordt, heeft op tal van ontwikkelingen ingespeeld. Omdat het kansen zag. Omdat het moest overleven. Dat is soms een kwestie van geluk. Maar vaak ook een kwestie van zakelijk instinct en van doorzettingsvermogen dat van generatie op generatie wordt doorgegeven.

Er is iets koninklijks met de Veenkoloniën. In de jaren dat ik nu commissaris van de Koning ben in Groningen, kom ik voor het predicaat ‘Koninklijk’ of voor ‘Hofleverancier’ de meeste keren naar de veenkoloniën. En vooral naar Stadskanaal. Daar zitten de bedrijven die ik een predicaat mag uitreiken. De gemeente doet vast haar best. Maar er was dus ook iets energieks en ondernemends in de Veenkoloniën, een dikke eeuw geleden. Ze waren de streek van de vernieuwing en de ondernemingszin. Hier gebeurde het.

Wij zijn de eersten niet. En naar wij hopen niet de laatsten.

Wat ook opvalt is dat bijna alle bedrijven die ik een predicaat mag uitreiken, familiebedrijven zijn. En ook dat is geen toeval. Want familiebedrijven, dat merk ik elke keer, zijn anders. De vier familieleden in de GS-kamer weten dat als geen ander. In familiebedrijven staat de lange termijn voorop. Het gaat niet om de dikke auto of de persoonlijke rijkdom. Het gaat om de toekomst. Het voortbestaan van het bedrijf. Janet Borgesius zegt daarover dat 'het de taak van de familie is om het bedrijf verder te brengen, om het gezond en wel over te dragen aan de volgende generatie'. Dat typeert de houding van veel families met een familiebedrijf. Je weet dat je het werk van vorige generaties voortzet. Wij zijn de eersten niet. En naar wij hopen niet de laatsten.

Bikkels

'As n'aander 't better dut as wie, daun wie ’t verkeerd.' Een Groningse tegeltjeswijsheid in huize Borgesius. Het is kern van 125 jaar Goedhart Borgesius. Ook wel: 'Proat is gain jenever' . Want wat wordt er hard gewerkt! Natuurlijk, broodbakkers werken als andere mensen slapen. (Da’s heel wat anders dan banketbakkers. Die werken overdag!) En al helemaal toen er nog geen deegmachines waren, was het zwaar werk.

Het paard werkte ook voor het familiebedrijf: het kende de weg.

Wat een bikkel was Tjakko Borgesius (de zoon van Goedhart), die niet alleen 's avonds en 's nachts het brood bakte, maar het overdag ook nog langs de klanten bracht. En wat mocht hij blij zijn dat het paard waarmee hij dat deed gewoon wist wanneer de baas op de bok in slaap was gevallen en daarom zelf maar van klant naar klant doorstapte. Het paard werkte ook voor het familiebedrijf: het kende de weg.

Of wat te denken van de nuchtere vaststelling van Tante Emilie 'het hoorde er gewoon bij' . Wat precies? Dat ze vier jonge kinderen had, in de winkel stond of het brood bezorgde bij de klanten - eerst op een trap-bakfiets, later met de luxe van een brommer.

Kansen zien

Het hart van een bedrijf is niet alleen hard werken. Het is ook liefde. Een dikke rode draad door 125 jaar Goedhart Borgesius is aandacht voor het product zelf. Liefde voor brood. Dat wil zeggen: goed brood. Vers brood. Brood waarvan we kunnen genieten. Dat staat centraal. De rest komt daaruit voort: het harde werken. Schrapen en hutje bij mutje leggen in arme tijden. De crisis in de jaren dertig. Clandestien meel malen om extra te bakken voor onderduikers in de Tweede Wereldoorlog.

Schrapen. Maar zodra het weer kan, doorgaan met je bedrijf. Ruimte pakken. Terrein veroveren. Na werktijd bijvoorbeeld een nieuw brood uit te vinden, het vloerbrood. Indertijd een noviteit, nu een algemeen bekend en aanvaard procedé. Het hoorde bij de familie om 40 jaar in de bakkerij te werken. En om de winst terug in het bedrijf te stoppen, zeker als er kansen zijn. Of, beter gezegd: als je kansen ziet.

Verkopen bakkers die aan supermarkten leveren niet hun ziel?

Want lang niet iedereen zag een kans in de opkomst van supermarkten. Het kostte veel zelfstandige bakkers hun brood. Maar de bakkersfamilie Borgesius zag kansen. Ook al leverde die keuze tumult op onder de bezorgdiensten die het brood tot dan toe uitventten. Niet iedereen zal dat mooi hebben gevonden. Verkopen bakkers die aan supermarkten leveren niet hun ziel? Is wat daar ligt nog wel brood? Het was mijn kindertijd. De tijd van King Corn en Bums Dwarsgebakken. Kinderen nemen reclame letterlijk. Als kind was ik verbaasd dat een jongetje gewoon bij zijn vriendje Japie ging wonen omdat ze daar King Corn brood aten. Dat moest wel heel bijzonder zijn! Maar mijn moeder is een bakkersdochter. Dus u raadt het al: King Corn kwam er bij ons niet in!

Familie van bakkers

Precies in die tijd koos Borgesius voor kwaliteitsbrood in de supermarkt. De bakkers van Borgesius hebben via de supermarkten alle broodeters in Nederland laten wennen aan wat goed brood is. Hoe het smaakt, hoe het ruikt, hoe het je buik vult. En met heel Nederland zeg ik geloof ik niets verkeerds. Want als je 20 bakkerijen hebt, van Groningen tot aan Zuid-Limburg, en levert van Poiesz en Plus tot aan de Jumbo en Albert Heijn - dan komt je brood bij heel wat gezinnen op tafel. Het zijn deze keuzes geweest, die het bedrijf verder hielpen - verder, naar de open armen van een volgende generatie.

Natuurlijk, prestaties uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. Toch durf ik de voorspelling wel aan dat Borgesius en Goedhart nog wel even broden zullen bakken. Broden, die ook in de supermarkt te krijgen zijn. Want de jongste generatie Borgesius is niet alleen goed opgeleid, de nieuwe leiders van het bedrijf doen ook eerst praktijkervaring op bij andere bedrijven. 

allemaal een beetje Koninklijk

Ze kiezen dan in de meeste gevallen uit overtuiging om in het familiebedrijf te stappen. Want ze zijn dan wel spelenderwijs bekend geworden met het bakkersbedrijf, het is geen dwingende vanzelfsprekendheid om er later te werken. Zo word je van een bakkersfamilie een familie van bakkers. En zo krijg je op een feestelijke dag de erkenning die je bedrijf toekomt. Loon naar werken.

Ik feliciteer Borgesius en Goedhart van harte met het predicaat. Alle medewerkers. De leveranciers. En zelfs de vele, vele klanten. Ze zijn nu allemaal een beetje Koninklijk!