Aander luu binn ok luu

Ik zou ongeveer zo zijn begonnen: 'Het voelt nog een beetje vreemd, om na zo'n lange tijd weer voor een zaal mensen te spreken. Al geloof ik wel dat ik hier snel aan kan wennen! Gelukkig gaan onze samenlevingen steeds verder open. Evenementen staan weer op de planning. En overal genieten mensen van het fysieke samenzijn, na een periode waarin opeens niet alles meer kon. Een periode van beperkingen, waar nu de rem weer vanaf is.'

Ik zou ongeveer zo zijn begonnen: 'Het voelt nog een beetje vreemd, om na zo'n lange tijd weer voor een zaal mensen te spreken. Al geloof ik wel dat ik hier snel aan kan wennen! Gelukkig gaan onze samenlevingen steeds verder open. Evenementen staan weer op de planning. En overal genieten mensen van het fysieke samenzijn, na een periode waarin opeens niet alles meer kon. Een periode van beperkingen, waar nu de rem weer vanaf is.'

Nederlanders hadden iets te uitbundig feest gevierd en de kaarten kleurden zwart.

Half juli zou ik een toespraak houden in Leer. Vlak over de grens. Een toespraak bij de opening van de expositie Joods leven in het grensgebied. Met daarin onder andere aandacht voor de familie Polak. Een familie die eigenaar was van de Puddingfabriek, hier in Groningen - en in Weener. Een familie die voor de oorlog deel uitmaakte van een bruisende Joodse gemeenschap, vol bedrijvigheid en activiteiten aan weerszijden van de grens. Een gemeenschap die niet meer bestaat. Want de familie Polak keerde, net als de meeste andere Joodse gezinnen, niet terug na deportatie tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Maar juist in het weekend waarin ik dit zou zeggen, ging het in Nederland helemaal niet goed met Corona. De rem was er inderdaad af. Nederlanders hadden iets te uitbundig feest gevierd en de kaarten kleurden zwart. En waar ik in gedachten al de woorden had uitgesproken dat onze samenleving weer voorzichtig open ging, moest ik de organisatie in Leer laten weten dat ik het risico toch te groot vond. En dus niet kwam.

Herkansing

Waarom is deze middag anders dan andere middagen? Ik zie de opening van de tentoonstelling in de synagoge in de Folkingestraat als een herkansing. Want sommige voorwerpen die te zien zijn in de expositie Joods leven in een grensgebied, zijn vanaf vandaag ook hier te zien. Al passen die voorwerpen en die verhalen hier bij een groter verhaal.

Het verhaal van de eeuwenoude Joodse cultuur, zoals die al in de 18e eeuw op deze locatie tot uiting kwam. Met als aanleiding dat het inmiddels 40 jaar geleden is dat de synagoge als gebouw is gered en weer de functie kreeg als gebedshuis - als sjoel.

dat het verhaal van de joodse gemeenschap in Groningen veel meer is dan alleen die periode

Natuurlijk, wie het verhaal van joods Groningen vertelt; en ingaat op de vele Groningers voor wie deze synagoge in de loop van de tijd hun sjoel is geweest; wie het verhaal vertelt van de joodse gemeenschap, die ontkomt er niet aan om ook in te gaan op de jaren '30, de Tweede Wereldoorlog en de diaspora nadien.

Maar als deze expositie iets duidelijk maakt, dan is het dat het verhaal van de joodse gemeenschap in Groningen veel meer is dan alleen die periode. En ook over veel meer gaat dan alleen het Joodse geloof. Met zaken die inmiddels naar de achtergrond zijn verdwenen. Of juist nu op de voorgrond staan. Met hun weerklank soms in de Nederlandse samenleving in eerdere tijden. Of juist nu.

Thuis

De expositie laat ook zien hoe klein de wereld soms is. Wist u bijvoorbeeld dat de huidige premier van Israël, Naftalie Bennett, familiewortels heeft in Groningen? Dat de 'Adèle' van de jaren '10 van de vorige eeuw uit onze stad kwam? En in haar glorietijd de voorpagina van de New Yorkse Musical Courier sierde? Het antwoord op beide vragen is denk ik: nee. Of laat ik het bij mezelf houden: ik wist het niet.

Wat een aangrijpende metafoor, van zowel de Shoah als het leven.

De expositie laat dus ook zoiets als onze vergankelijkheid zien, de melancholie die aan vrijwel elk voorbij mensenleven kleeft. Maar ook de veerkracht, de slimheid, de vasthoudendheid, de taaiheid en de hoop die altijd weer opduikt.

Hoe indrukwekkend, bijvoorbeeld, is het gouden huisje op deze tentoonstelling? 'Thuis', heet het. Het staat op het balkon van de galerij. Op de muren zijn allemaal sterren te zien; de meeste zijn dicht, maar een enkele laat het licht door. En dat enkele licht schijnt heel fel. Je kunt er van binnenuit door die enkele ster naar buiten kijken. Wat een aangrijpende metafoor, van zowel de Shoah als het leven. Een bijzondere expositie dus, in een bijzonder gebouw.

Wasserette

Eén van de eerste Groningse gedichten die ik las, kwam ik tegen toen ik studeerde. Het was een rauw en cynisch gedichtje van Saul van Messel, pseudoniem van de historicus Jaap Meijer. 'Geschiedkundeg onderzuik' heet het. En het gaat zo: "leevmde jeuden hevve nait meer - òl zaarkn binn teminznt bleevm - daanke joe ons laimeneer - dat dij zo sekuur wörn beschreevm - nou vragt èlk tot 't alderlest: - binn hier vrouger din jeudn wést"

De tentoonstelling die we vandaag openen, laat het gelijk zien van een klein groepje mensen die zich in de jaren '70 ontfermden over een verwaarloosd gebouw. Een gebouw dat sinds de jaren '50 dienst had gedaan als wasserette en daarna in leegstand snel verpauperde. De gemeente zat ermee omhoog en een paar mensen wilden er wel wat mee. Maar wát wilden ze er mee?

Serieuze bedenkingen dus. Toch werd de synagoge gered.

Want wat moest je met een gebouw, waarvan je alleen na heel goed kijken kon zien dat het ooit een synagoge was geweest? Wat zou je eventueel met een synagoge moeten, die na herstel elke dag de leegte zou zou laten? Zou laten zien hoeveel leden van de Joodse gemeenschap er niet meer waren? Zou dat niet neerkomen op het elke keer weer openkrabben van een wond? Leevmde Jeuden hevve nait meer...

Serieuze bedenkingen dus. Toch werd de synagoge gered. Dat wil zeggen: er kwam na de restauratie weer een synagoge tevoorschijn. Een synagoge met verschillende functies. Een religieuze functie, een educatieve functie, een culturele functie - een gebouw dus waar je kunt leren en doen. En dat is in een notendop eigenlijk het religieuze uitgangspunt van een sjoel.

Identiteit

Leevmde Jeuden hevve nait meer... Het verhaal is vaak verteld. En dat moet ook. Omdat je het je bijna niet meer kunt voorstellen. Een mensenleven geleden telde deze stad een flinke Joodse gemeenschap. Al moet ik eigenlijk vooral zeggen, dat we er tegenwoordig zo naar kijken. Vandaag de dag hebben we het over een Joodse gemeenschap. Maar indertijd, laat zowel de expositie hier als die in Leer zien, werd er zo helemaal niet naar gekeken.

Want totdat men onder aanvoering van Hitler bevolkingsgroepen op basis van hun identiteit, geloof of politieke overtuiging ging uitsluiten, was je hier de meeste tijd toch vooral een Stadjer. Een Groninger. En ja, je had Stadjers die op zaterdag sabbat hielden. Die hun Gronings vermengden met uitdrukkingen die we ook wel Jiddisch noemen. Maar het waren dus vooral Groningers. Stadjers. Buren. Vrienden.

Eigen volk eerst, klonk daar als leus.

'Aander luu binn ok luu'. Dat werd er gezegd als het soms opviel dat de buren op zaterdag de winkel dicht hielden. Of een joodse feestdag vierden. Een glimp van die nuchtere benadering is ook in de synagoge te zien.

Nuchterheid

Die nuchterheid kunnen we vandaag de dag goed gebruiken. Ons land vangt momenteel vluchtelingen uit Afghanistan op. In Zoutkamp werden ze verwelkomd. Mensen zamelen spullen in. Gemeentebesturen kijken wat ze kunnen doen om mensen die hals over kop hierheen zijn gevlucht een onderkomen te bieden.

Elders in het land werd er geprotesteerd. Eigen volk eerst, klonk daar als leus. En helaas bedoelde men niet, dat het eigen volk wel zo lang als eerste in de kazerne ging wonen. Zodat de vluchtelingen konden bijkomen van hun ontberingen.

Het doet me deugd, dat we hier voor de vluchtelingen spontaan inzamelingen organiseerden. Want aander luu binn ok luu. En alleen al daarom is het mooi om vandaag deze expositie te openen.