Het Achterhuis van Stadskanaal

Het regent en het waait. En de kinderen van de Piet Prinsschool houden dapper de lakens vast die ze pas na een heleboel sprekers van het monument mogen aftrekken. Wie van jullie kent er een held?, vraag ik ze. Een jongen steekt zijn vinger op. 'God', zegt hij. Daar heb ik natuurlijk niet van terug. God is van een buitencategorie. 'Wie zou er graag een held willen zijn?'. Er gaan meer vingers omhoog. 'Zou je dan ook beroemd willen zijn?'. Dat lijkt de kinderen wel wat. Een beroemde held.

Stiekeme helden

Het monument dat de kinderen vandaag onthullen, gaat over stiekeme helden. Helden voor wie van levensbelang was, dat niemand wist dat ze een held waren. Vandaag kijken we vol bewondering terug op hoe dapper Willem en Hindertje Drenth waren, in augustus 1942. Ze woonden aan de Krommewijk, aan de rand van Stadskanaal, in een klein boerderijtje. Het was midden in de oorlog. De Duitsers pakten al op grote schaal Joodse inwoners op. Hun huizen werden leeggeroofd. Er waren volop razzia's. Mensen kregen brieven thuis met de mededeling dat ze zich moesten melden voor een werkkamp. Voor dwangarbeid dus.

Nathan de Levie was een Joodse veehandelaar uit Gasselternijveenschemond. Hij was een van de inwoners die zo'n oproep kregen. Hij moest zich melden in Westerbork. Dat voorspelde weinig goeds. Nathan vroeg aan Willem en Hindertje of hij bij hen een paar dagen mocht schuilen. Want het begint met kleine dingen. Het antwoord was ja.

Het antwoord was ja.

In de loop van september werd het ook voor de vrouw en de kinderen van Nathan te gevaarlijk. En ook zij waren welkom bij Willem en Hindertje. Daarna groeide het aantal onderduikers bij de familie Drenth. Want waar plek is voor vier, is ook plek voor vijf. En waar plek is voor vijf, kan een zesde er ook nog wel bij. Enzovoort.

Uiteindelijk woonden er in het kleine huisje van de familie Drenth in totaal 21 mensen. In wat 'Het Achterhuis van Stadskanaal' wordt genoemd. En het past bij onze provincie, bij onze gewoonte om de dingen kort en duidelijk te verwoorden, dat het monument daarom 'Monument 21' heet. Duidelijker kun je niet zijn, denk ik.

Geen nee

'Als de oorlog komt. En als ik dan moet schuilen. Mag ik dan bij jou?' Voor Hindertje en Willem Drenth was het gevoelige liedje van Claudia de Breij geen fantasie. Het was een concrete, dringende vraag. Als je er op terugkijkt, namen Hindertje en Willem op die zomerdag eigenlijk een ongelooflijk besluit. Ja, het was dapper. Want het was erg gevaarlijk.

het was echt niet zo logisch dat de familie Drenth aan Nathan een plek bood
En het was moeilijk. Want als je weet dat de familie het niet erg breed had. Dat vader geen baan had, alleen soms tijdelijk werk. Dat het gezin vooral leefde van wat er uit hun tuin kwam. Dat het dus wel wat armer was dan 'de eindjes aan elkaar knopen'. Dat Lammie en Fennie, de kinderen, nog jong waren (Lammie was 15 in die tijd). Dat het gezin niet in een groot huis woonde...

Als je dat allemaal weet... Dan kun je nu, achteraf, zeggen: het was echt niet zo logisch dat de familie Drenth aan Nathan een plek bood. Waarschijnlijk onverstandig. Riskant ook. Vele anderen weigerden. En toch deden zij het. 'Je hebt toch zeker wel ja gezegd?' vroeg Hindertje aan haar man. Want op zo'n vraag zeg je geen nee, vonden ze.  

Anderhalve meter

Toen in Stadskanaal zonet de regen kwam opzetten, zei de presentator: ga maar lekker dicht bij elkaar staan. Dan is het warmer. Uit het publiek kwam meteen de reactie: 'anderhalve meter'! Dat hebben we zo geleerd. De afgelopen tijd hebben we vanwege corona geprobeerd om steeds anderhalve meter afstand van elkaar te houden. We kregen dus gevoel voor anderhalve meter. Anderhalve vierkante meter, dat was zo ongeveer de ruimte die de onderduikers in huize Drenth hadden. Ze leefden dus ongelooflijk dicht op elkaar. In het stro. In het donker. En altijd in de angst om ontdekt te worden. Of verraden.

Het is ongelooflijk jammer dat Lammie dat niet meer kan meemaken.

Toen de bevrijding kwam, konden sommige onderduikers nauwelijks meer lopen. Het hele dorp vierde feest. Maar de spieren van de onderduikers waren verschrompeld. Ze strompelden in de feestvreugde. Knipperend tegen het felle licht: ze mochten er in de oorlog alleen 's nachts uit. Leo de Levi, die negen was toen hij door de familie Drenth werd opgevangen, houdt vandaag een geëmotioneerde toespraak. Hij herkent tijdens het spreken in het publiek de man die hem destijds met veel geduld weer heeft leren lopen.

Diezelfde corona die ons een nieuw besef van anderhalve meter heeft geleerd, heeft ervoor gezorgd dat we het monument pas vandaag kunnen onthullen. Het is ongelooflijk jammer dat Lammie dat niet meer kan meemaken. Ze stierf op 24 januari dit jaar.

Bitter en zoet

Lammie Drenth heeft zowel het bitter als het zoet van de onderduik geproefd. Haar hele leven lang. Doordat ze een baantje kon krijgen bij de NSB, had de familie een perfecte dekmantel. En was de kans kleiner dat de onderduikers werden ontdekt. Maar voor de rest van het dorp stond Lammie, en de hele familie, wel aan de verkeerde kant. Ze waren 'fout', ze waren verraders, ze heulden met de vijand.  

Genegeerd worden, met de nek aangekeken worden. Dat is nooit leuk. Al helemaal niet als je jong bent. En zeker niet als je niet kunt vertellen hoe het nou eigenlijk in elkaar zit. Als je een stiekeme held moet zijn. En dus was er altijd het risico om een klap te krijgen. En om als 'Moffenmeisje' na de bevrijding te worden kaalgeschoren.

dan breng je grote offers als meisje van een jaar of 17

Je nergens veilig kunnen voelen: niet op het NSB-kantoor, niet thuis, niet in je kille dorp, niet bij je vroegere vriendinnen - dan breng je grote offers als meisje van een jaar of 17. Dan heb je elke dag buikpijn van de spanning. En van iets anders... Op 10 december 1944 beviel Lammie Drenth van een dochter, Hennie. Hennie is vandaag een van de sprekers. Natuurlijk dacht iedereen in het dorp dat zij een ‘moffenkind’ was. Niemand mocht weten dat onderduiker Bennie Kosses de vader van de baby was. Liefde in tijden van oorlog. De twee trouwden, vier dagen na de bevrijding.

'Als de lente komt. En ik dan verliefd ben. Mag ik dan bij jou?' Ze deelden een benauwde geschiedenis. En ze bleven voor altijd bij elkaar. Bennie Kossel is zes jaar geleden overleden. Vandaag, op de dag van de opening van het monument, zou hij honderd zijn geworden. Lammie en Bennie droegen de oorlog met zich mee. Ze gingen allebei in therapie bij het Centrum 40-45 om te verwerken wat ze moesten doorstaan. In de oorlogsjaren, die hun verdere leven hebben getekend. Maar die hen ook bij elkaar hebben gebracht.

En toch

Drie weken terug was ik in Zoutkamp. Ik sprak daar met mensen die zijn gevlucht uit Afghanistan. Van de mensen van het COA, die de opvang in Zoutkamp organiseren, hoorde ik dat de mensen die in de eerste vier bussen kwamen, er maar drie waren die bagage bij zich hadden.

De rest had niets bij zich. Ze waren halsoverkop gevlucht. De kleren die ze aan hadden - al dagen, zo niet weken - waren hun enige bezit. Sommige kleine kinderen hadden tijdens de vlucht een schoentje verloren.

En als ik dan moet schuilen. Mag ik dan bij jou?

Wie op de lijst stond omdat hij met onze militairen en onze hulporganisaties heeft meegewerkt, is in Afghanistan zijn leven niet zeker. Een Afghaan die op de lijst stond om naar Nederland te kunnen vluchten, maar bij het vliegveld door soldaten werd tegengehouden, is intussen door de Taliban vermoord. Maar we weten ook dat de Afghanen in Nederland weer een beetje tot rust komen. En dat veel inwoners uit Stad en Ommeland, er regelmatig kleren, speelgoed en andere dingen brachten, zodat zij hun leven weer een beetje kunnen oppakken.

'Als de oorlog komt. En als ik dan moet schuilen. Mag ik dan bij jou?' Het opvangen van asielzoekers is niet zonder problemen. We werken op dit moment met man en macht omdat het opvangcentrum in Ter Apel volkomen verstopt raakte. De asielzoekerscentra zitten vol. Het kost ons moeite. Geeft het geen overlast? Hebben we wel huizen genoeg voor iedereen?

Er zijn dus best redenen om te zeggen: nu maar even niet. Maar Monument 21 wijst ons de weg. Wijst ons op de familie Drenth, op Hindertje en Willem. Op Lammie. Op hun reactie: op zo'n vraag zeg je geen nee. Want als er plek is voor vier, is er ook plaats voor vijf.