'Gerechtigheid' van Herman Collenius (1699) in de GS-kamer. Rechts naast Justitia staat Prudentia, met een bolle spiegel.

Prudentie

Een congres van vakjuristen appelleert bij mij meteen aan een schuldgevoel. Want ik ben een van de velen die weliswaar rechten heeft gestudeerd, maar die vrij snel na zijn studie is opgehouden met het lezen van jurisprudentie. Een meester die de rechten al lang niet meer meester is. Maar die natuurlijk zo nu en dan een geleerd gezicht opzet om met de nodige 'gravitas' een stellige juridische bewering te doen.

 

'Gerechtigheid' van Herman Collenius (1699) in de GS-kamer. Rechts naast Justitia staat Prudentia, met een bolle spiegel.

Ik erken natuurlijk mijn meerdere in de echte vakmensen en wens de mensen van het vak hartelijk welkom in het Provinciehuis. Op het eerste Provinciaal Juridisch Congres, bedoeld voor alle juristen die bij een overheid in Groningen werken. Of juristen die de overheid als opdrachtgever hebben.

En dat zijn er een boel. En ze bestrijken samen een terrein van een indrukwekkende omvang. Het programma vandaag biedt een staalkaart van de zaken waarmee overheidsjuristen zich bezighouden. Het belooft een leerzame dag te worden.

Houding

Tegelijk staan er vanmiddag ook gerechten op het menu die niet zozeer over vakinhoudelijke kennis gaan. Maar meer over houding en mentaliteit. Over zoiets als: professionaliteit.

Dat vergt een beetje verdieping. Ik werkte ooit in de buurt van een gemeentesecretaris, die zelf ook rechten had gestudeerd, maar zo'n enorme hekel aan de vakjuristen had gekregen, dat hij verzuchtte dat hij voortaan alleen nog maar 'creatieve juristen' wilde aannemen.

Juristen doen het eigenlijk nooit goed. Ze zijn in de ogen van hun collega's de meesters van de beperkingen. Er kan veel, maar er mag weinig. De brengers van slecht nieuws ook: het is hun werk om aan chagrijnige bestuurders uit te leggen waarom een aantrekkelijke gedachte bij nader inzien toch niet verstandig is. In strijd met de wet. Gevoelig voor schadeclaims.

Tussen hamer en aambeeld

En als het misgaat… dan spreekt voor zich dat de juridische controlfunctie weer eens tekort schiet. Zijn we juridisch wel opgewassen tegen onze gevaarlijke omgeving? Kortom: het is niet goed of het deugt niet.  

Het bittere lot van juristen lijkt overigens op dat van de andere 'staffuncties'. Tussen hamer en aambeeld bevinden zich ook de mensen van het geld, de mensen van de ICT en de HRM'ers, de mensen van de mensen. Ook zij mogen het belang bepleiten van de dingen die iedereen belangrijk zegt te vinden, maar waaraan niemand werkelijk prioriteit toekent. Belangrijk dus, maar nu even niet!

Extern effect

En om het verdrietige verhaal te vervolmaken: er is nog iets aan juristen, dat de beroepsgroep minder geliefd maakt in de buitenwereld. Want juristen krijgen vaak de schuld van de onleesbare teksten die de overheid op burgers afstuurt. Het externe, of zo u wilt, civiel effect van de juristerij. Onleesbaar en ongezellig. 'Onder voorbehoud van alle rechten in plaats van 'met vriendelijke groet'.  

Ja, dat is nu eenmaal ons vak? Lopen we risico's als we niet achterdeuren nauwgezet dichttimmeren? Soms wel. Maar is er altijd een spanning tussen publiekscommunicatie en solide, ambachtelijk besturen? Alles wijst erop dat goede juristen niet alleen goed thuis moeten zijn in juristerij, maar dat ze ook verstandig kunnen handelen in de omgang met mensen. Collega's, bestuurders, boeren en burgers.

Enorm veel is situationeel.

Ik put hoop uit de workshops van het congres in ons huis. Vandaag kunnen vakmensen leren hoe je overeind blijft als er vanuit de organisatie waar je werkt druk wordt uitgeoefend om 'niet zo moeilijk te doen'. Het ingewikkelde is dat dat twee kanten opwerkt. Enorm veel is situationeel. Soms moet je ook gewoon niet moeilijk doen. En soms juist wel, omdat je optreden, hoe onaangenaam ook voor de betrokkenen, voorkomt dat dingen écht misgaan. Dat vergt wijsheid en beoordelingsvermogen.

Ook wijs vind ik dat je voorkomt dat we elkaar nodeloos in een formele procedure tegenkomen. De congresbezoekers kunnen vandaag ook horen hoe je klachten op een informele manier kunt oplossen. Dus voordat ze formeel door een klachtencommissie in behandeling worden genomen. Bijvoorbeeld door de klager of klagers te bellen en te vragen: waar bent u nu eigenlijk op uit? Wat moet er volgens u nou van onze kant, bij de overheid, gebeuren om uw klacht op te lossen? Veel klachten - en bezwaarschriften ook - zijn vooral een schreeuw om te worden gehoord. En in zulke gevallen loont het de moeite om alsnog merkbaar goed te gaan luisteren.

Hoe dan wel?

Als ik er van een afstandje naar kijk, dan gaat het congres vandaag vooral over de beroepspraktijk. Over de vraag die eigenlijk altijd wel in een of andere vorm langskomt: wanneer ben je rekkelijk, en wanneer ben je precies. Wanneer redeneer je vanuit het vertrekpunt dat iets NIET kan? En wanneer denk je: hoe kan het wel?

Ik heb tijdens mijn opleiding - ergens in de prehistorie - nooit meegekregen dat de hoofdvraag van het recht is: waarom kan het niet? Juristen zijn er om te waarschuwen voor risico's, maar ook om ze te helpen vermijden. En onze inwoners, maar soms ook de wethouder of de collega, willen horen op welke manier zijn of haar favoriete plan wél door kan gaan.

tot hun grote frustratie ineens PAS-melders

Juist in een tijd waarin er veel is te doen om de uitvoering van overheidsbeleid, is het nuttig om deze vragen in een congres langs te laten komen. Inwoners in Groningen, in het aardbevingsgebied, kunnen ons heel goed laten zien waar het mis gaat. Dat geldt ook voor gedupeerden in de toeslagenaffaire. En voor boeren die tot hun grote frustratie ineens PAS-melders zijn geworden.

Respect

De toeslagenaffaire ken ik vooral als krantenlezer. Van de bevingsellende weet ik meer. Daar zie je vaak dat inwoners door de beslisboom worden getrokken door het streven naar juridische precisie. Door een te grote nadruk op rechtmatigheid. Een precisie die ertoe leidt dat inwoners zich niet alleen niet gehoord voelen. Maar vooral: niet geholpen. 'Computer says no.'

Nu gaat het er niet om, dat inwoners altijd gelijk moeten krijgen. Maar de manier waarop zij door de overheid worden behandeld, te woord worden gestaan, moet kloppen. De bejegening, de indruk die je namens de overheid achterlaat - daar gaat het om. Het kan geen kwaad als juist juristen zich daarvan scherp bewust zijn.

Ze heeft een zwaard. En een weegschaal. En bij ons geen blinddoek.

Hoe ben ik een goede overheidsjurist? Dat is een vraag die een congres waard is. Dat gaat voor honderd procent over het vak. Soms over de inhoud van het vak. En soms over de 'soft skills', die misschien nog wel belangrijker zijn voor de manier waarop onze inwoners de overheid waarderen, dan de beheersing van de jurisprudentie. Het komt neer op wijsheid en verstandigheid.

Elke dinsdag vergadert het college van GS onder een moralistisch schilderij uit 1699 van Herman Collenius. Het schilderij roept op tot gerechtigheid. In het midden troont Justitia. Ze heeft een zwaard. En een weegschaal. En bij ons geen blinddoek. Links van haar staat Nuda Veritas, de naakte waarheid. En rechts, op de ereplaats, staat Prudentia.

Hoopgevend voor de professionele lezers van juris-prudentie, is dat de kern daarvan natuurlijk prudentie is. Een van de vier klassieke kardinale deugden: 'Prudentia'. Verstandigheid, wijsheid, voorzichtigheid. Dus als 'jurisprudentie' vooral de wijsheid van het recht inbrengt, dan kan het beleid er alleen maar van opknappen!