Reactie op het hoofdlijnenakkoord

Vanmorgen hebben BBB, PvdA, ChristenUnie en Groninger Belang in de GS-kamer van het provinciehuis hun hoofdlijnenakkoord gepresenteerd, getiteld 'Veur Mekoar'. Het akkoord is het resultaat van onderhandelingen tussen vier partijen en op basis daarvan willen zij de komende vier jaar aan de slag gaan in het college van gedeputeerde staten.

hoofdlijnenakkoord 

De kandidaat-gedeputeerden zijn Henk Emmens (BBB), Tjeerd van Dekken (PvdA), Johan Hamster (ChristenUnie), Bram Schmaal (Groninger Belang) en Susan Top (partijloos). De installatie van de leden van het college van gedeputeerde staten en het debat over het akkoord zijn volgende week gepland, in een Provinciale Statenvergadering op 5 juli. 

Een brief over het hoofdlijnenakkoord

Volgens de Provinciewet krijgt de commissaris van de Koning de gelegenheid om zijn opvattingen kenbaar te maken over ‘voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma’. Dat biedt mij de gelegenheid te waarschuwen als daar zaken in staan die voor mij als voorzitter van het college of van de Staten grote bezwaren oproepen, of die juridisch niet in de haak zijn. Ik kan daar kort over zijn: zulke zaken heb ik niet aangetroffen in dit hoofdlijnenakkoord. En ook verder heb ik met waardering kennisgenomen van de inhoud.

Ik heb vandaag een brief gestuurd aan Provinciale Staten, waarin ik beknopt inga op een aantal aandachtspunten die mij van belang lijken voor het slagen van het nieuwe college. Ik doe dat aan de hand van drie vragen.

1. Waar zijn we van?
Het eerste hoofdstuk doet een uitspraak over de rol van de provincie: ‘Wij focussen vooral op onze eigen verantwoordelijkheden’. De vraag welke dat zijn, is niet eenvoudig te beantwoorden. De provincie heeft een open huishouding, dus ze is vrij om naast haar wettelijke taken ook andere taken op te pakken en een integrale afweging te maken. Ik herken me overigens in de beschrijving van de verbindende rol en de samenwerking met gemeenten, waterschappen en rijk, om voor onze inwoners de beste resultaten te boeken.

Ik ben blij dat het akkoord – net als ik – prioriteit toekent aan het tegengaan van ondermijning.

Mijn beeld is dat in de komende jaren het belang van deze samenwerking toeneemt. Het gewicht van de provincie in de energietransitie, de inrichting van het landelijk gebied en de aanpak van de water- en bodemkwaliteit neemt eerder toe dan af. En al die taken moeten we in samenhang oppakken. Net zoals we de komende jaren een samenhangend beleid moeten opzetten en uitvoeren in het sociale en economische domein, inclusief onderwijs en arbeidsmarkt, samen met andere overheden en andere partijen. Ik ben blij dat het akkoord – net als ik – prioriteit toekent aan het tegengaan van ondermijning. Ook dat heeft alleen kans van slagen als alle overheden nauw samenwerken.

2. Hoe brengen we Provinciale Staten én de bevolking in positie?
Het coalitieakkoord is geschreven tegen een achtergrond waarin het vertrouwen van inwoners in de overheid broos is. De formerende partijen zien daarom de noodzaak om te zorgen voor draagvlak onder onze inwoners bij alle besluiten, door hen meer en beter te betrekken. Vorig jaar spraken wij bij de 'Expeditie Participatie' de wens uit om ‘de beste democratie ter wereld te worden’. Dit akkoord kan daaraan een stevige impuls geven.

Het akkoord bevat ook het voornemen de Staten meer in positie te brengen en de ambitie om de klassieke scheidslijn coalitie-oppositie te slechten, door Provinciale Staten eerder en meer te laten meedenken.

complexe opgaven waarin we het zelden alleen voor het zeggen hebben

Het lijkt me verstandig om samen met de Staten, in het begin van de Statenperiode, goed te doordenken en heldere afspraken maken hoe we dat gaan doen: maximaal recht doen aan de Staten én de inwoners, met inachtneming van elkaars rollen, taken en verantwoordelijkheden. En ondertussen ook een slagvaardige en daadkrachtige overheid te zijn, in complexe opgaven waarin we het zelden alleen voor het zeggen hebben.

3. Doen we het samen? En wat doen we precies?
Dit brengt mij tot het laatste punt. Het coalitieakkoord redeneert van buiten naar binnen. De partijen die samen een nieuw college willen vormen, delen de wens om het contact met de inwoners, bedrijven en organisaties in onze samenleving te verstevigen.

Dit kan alleen als de leden van het college werkelijk collegiaal weten te besturen. Als een hecht team dat een ook voor onze gesprekspartners herkenbare samenhang brengt in de afzonderlijke portefeuilles.

Hierboven wees ik al op de noodzaak om samenhangend beleid te formuleren op het gebied van economie, onderwijs, leefbaarheid en arbeidsmarkt. Dit alles vraagt om op basis van het coalitieakkoord afspraken te maken over de invulling van het beleid voor de komende jaren.

Het coalitieakkoord is het resultaat van politieke onderhandelingen. Het behoeft vertaling: wat betekent dit concreet voor de komende jaren? Het nieuwe college bewijst zichzelf een dienst als het de organisatie vraagt om het coalitieakkoord meteen te vertalen naar concrete uitvoeringsplannen.